Op 14 april 2010 begon de IJslandse vulkaan Eyjafjallajökull onder een gletsjer gelegen met een grote uitbarsting die op het moment van deze uitzending nog steeds onverminderd voortduurt. De vorige keer dat deze vulkaan maandenlang actief is geweest was in de jaren 1821-1823. Door de heersende winden op grote hoogte (2 tot 5 kilometer), aangedreven door de straalstroom, worden grote wolken vulkaanstof naar west Europa getransporteerd. Het zwaardere materiaal komt op IJsland zelf terecht. Ten gevolge van de wet van Archimedes blijven de kleinere stofdeeltjes lang tijd op grote hoogte zweven. De dichtheid van de stofwolk is daar nog kleiner dan die van de atmosfeer. Doordat vliegtuigen veel hinder kunnen ondervinden van het vulkaanstof is het vliegverkeer helemaal lam gelegd. De stof komt in de motoren terecht waardoor die niet meer goed kunnen werken en door de botsingen met de stofdeeltjes treden beschadigingen op van bijvoorbeeld de voorruiten, waardoor het uitzicht van de piloten belemmerd wordt. Let wel: de snelheid van een vliegtuig ten opzichte van zo’n stofdeeltje (siliciumoxide) kan wel 1000 km/uur bedragen.
De stofwolk die zich langzaam over een groot deel van de aarde zal verspreiden heeft toch maar een gringe invloed op het klimaat. Misschien kan het een heel klein beetje afkoelen door extra reflectie van zonlicht tegen de stofdeeltjes of door toename van de condensatie en wolkenvorming.
De stofwolk in de hoge luchtlagen maakt zich ook kenbaar door de rode zonsondergangen en opkomsten en door het ontstaan van een Ring van Bishop rond de zon. Ook is het blauw van de hemel iets minder diep, maar dat is moeilijk te herkennen. Opvallend is wel dat er van vliegtuigsporen helemaal geen sprake meer is. Op het internet (www.spaceweather.com) verschijnen veel foto’s, maar of die echt allemaal een verband houden met de stofwolk is niet helemaal duidelijk. Rode zonsondergangen komen immers wel vaker voor. Een rode zonsondergang of zonsopkomst ontstaan als er zich stofdeeltjes of kleine waterdruppeltjes in de atmosfeer bevinden. Zij doen het blauwe zonlicht verstrooien, terwijl het rode licht met een langere golflengte er wel doorheen kan dringen. Hoe langer de weg van het licht door de atmosfeer, hoe meer blauw verstrooid wordt en hoe roder de omgeving van de laagstaande zon wordt. Na de uitbarsting van de Mount St. Helens in 1980 is ook hier het aantal rode zonsondergangen en opkomsten per jaar enorm toegenomen. Het is nu afwachten hoe de uitbarsting van de IJslandse vulkaan zich zal ontwikkelen.