Meteo Delfzijl

Ster inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactief

Is winterweer in november slecht voor de winter?

Delfzijl, 15.11.2007. Op internet is het te merken… de spanning stijgt. In diverse weerflora worden de weerkaarten met argusogen bekeken. Het is nog vroeg in het seizoen, maar zit desondanks de winter er toch al aan te komen? In delen van Europa is al een flink pak sneeuw neergedwarreld en in eigen land heeft de nog zeer prille winter al de eerste speldenprikjes uitgedeeld, door middel van een paar natte sneeuwvlokken en een paar nachten met lichte vorst. Het is allemaal nog heel weinig, maar wie weet tot wat voor moois dat de komende maanden zal weten uit te groeien. Wat dat betreft zien de weerkaarten er een stuk hoopvoller uit dan vorig jaar en was ook de voorgeschiedenis een stuk gunstiger, maar beroerder dan vorig jaar, althans bezien door de bril van de winterliefhebbers, kon ook eigenlijk niet.

Toch wil men ook weer niet dat het nu al te gemakkelijk gaat met het winterweer, want dan ‘zou de winter zijn kruit wel eens kunnen verschieten.’ Bij meer mensen heerst het beeld dat na een hoopvol winterbegin in november het in de eigenlijke wintermaanden daarna niet meer zo wil lukken met de vorst en de sneeuw. Er is zelfs een weerspreuk aan gewijd. “Zwaait Koning winter in november al zijn staf, spoedig vindt hij dan zijn graf!”

 

Oppervlakkig bekeken huist er een belangrijke kern van waarheid in deze spreuk. Maar het is nu eenmaal zo dat het merendeel van de winters in ons land nogal kwakkelig of nóg zachter verlopen en als het eens aanhoudend vriest, dan duurt dat zelden langer dan een aantal dagen. Zelfs in de koudste hoek in ons land komt het in een gemiddelde winter iets vaker niet dan wel tot vorst (Twente 41 vorstdagen in 90 dagen; Eelde 42). Als het dan in een winter wél eens allemaal op zijn plaats viel en dit aantal vorstdagen bijna twee maal zo hoog uitpakte, dan moesten we dat in het verleden vervolgens weer bekopen met twéé winters die slechts het halve aantal opleverden, zodat we toch weer op dat gemiddelde uitkwamen!

Om de spreuk op de waarheid te toetsen, is het dus niet eerlijk om alleen maar naar de koudste winters te kijken. Om het even hoe november verloopt, het aantal ‘niet koude’ winters zal in ons land altijd in de meerderheid zijn. Een eerlijker vergelijking is de volgende. Sinds 1901 zijn er in totaal 106 winters geweest. De zachtste helft, 53 stuks dus, noemen we ‘zacht’, de overige 53 zijn dan dus ‘koud’. Als lijdraad daarvoor is het Hellmanngetal genomen in De Bilt, waarbij alle negatieve etmaalgemiddelde temperaturen bij elkaar zijn opgeteld, met weglating van het minteken. Dus een dag met een etmaalgemiddelde temperatuur van bijvoorbeeld -2.4 graden scoort 2.4 punten, een dag met een gemiddelde van 0.0 graden of hoger, niets. De zachtste winters sprokkelden nog geen tien punten bijeen (zoals afgelopen winter), de koudste meer dan 300, zoals de winter van 1962-’63. Om bij de koudste 53 winters te behoren, moest een winter als geheel tenminste 51.8 Hellmannpunten scoren. Daar is in deze eeuw tot dusver slechts één winter in geslaagd, namelijk die van 2002-’03 met een score van 80.1.

Als tweede stap zijn alle novembermaanden verzameld, die de meeste vorst hebben opgeleverd. Daartoe worden alle negatieve minimumtemperaturen bij elkaar opgeteld, met weglating van het minteken, er is dan sprake van een vorstdag. Mocht ook de maximumtemperatuur onder nul zijn gebleven (een zogenaamde ijsdag) dan is deze er ook bij opgeteld. Sinds 1901 zijn er in De Bilt aldus twintig novembermaanden geweest die een vorstsom van tenminste 30 punten hebben opgeleverd. Het laatst gebeurde dat in 1998, toen er 48.9 punten werden vergaard. De novembermaand met de meeste vorst was die uit 1921, die tot maar liefst 95.6 punten kwam.

Hoe verliep nu de winter als geheel qua vorstproductie na deze vorstrijke novembers? Als de spreuk waar is, zou dus een duidelijke meerderheid van de twintig winters die op deze koude novembers volgden, in de zachte helft moeten belanden. De meeste recente winter uit dit rijtje, die uit 1998-’99 dus, kwam niet verder dan 47.7 Hellmannpunten en belandde daarmee op de 55e plaats, net aan de ‘zachte’ kant dus. Bij de koudste uit dit rijtje, de winter van 1921-’22, was de koek na november duidelijk nog niet op. Deze winter kwam uit op 145.7 Hellmannpunten, duidelijk ‘koud’ dus en goed voor een 14e plaats.

Van de 18 overige winters belandde er nog acht aan de ‘zachte’ kant, negen aan de ‘koude’ kant en één winter (die van 1901-’02) kwam precies op de 53e plaats terecht met 51.8 Hellmannpunten, en daarmee exact op de grens tussen de ‘koude’ en ‘zachte’ groep. Kort gezegd: van de 20 winters waren er tien kouder dan gemiddeld, negen zachter en één zat precies op de grens. Van die koude winters zaten er vijf zelfs in de top 20 van koudste winters (de helft dus), terwijl twee van de negen ‘zachte’ winters in de top 20 aan de zachte kant waren gekomen. De zachtste uit dit rijtje was de winter van 1914-’15. Na een november met een vorstsom van 54.0 en een Hellmanngetal van 7.7, kwamen daar in de wintermaanden daarna maar 8.9 Hellmannpunten bij…

En daarmee is een duidelijk antwoord op de vraag gegeven. Koud weer in november heeft misschien nog enige invloed op de eerste en de tweede week van december (dat laatste is al twijfelachtiger), maar daarna is het een dikke mist. De atmosfeer weet in november écht nog niet wat hij gaat doen met Kerst of Oud en Nieuw, om over januari en februari maar te zwijgen! Met dit onderzoekje is duidelijk aangetoond dat er geen enkel verband bestaat tussen het optreden van relatief veel vorst in november en de mate van winterweer in de drie maanden daarna. We kunnen de hierboven aangehaalde weerspreuk dan ook beter wijzigen in: ‘Zwaait Koning winter in november al zijn staf, spoedig vindt hij dan zijn graf, of maakt hij het karwei dan juist af!’

Bronnen: Meteo Consult, eigen archief, klimaatatlas.